Konijn
Annemarie
27 oktober 2020

Konijn

Nijdig steek ik de naald in de hals van Konijn. Zijn oren liggen slap langs zijn hoofd, de kop hangt scheef. Ik heb de grofste draad gepakt. Zal hem leren, denk ik bij mezelf.

Het gat in het achterhoofd van Konijn is niet groot, maar groot genoeg om twee vingers van Job door te laten. Job was dan ook al begonnen de wattige hersenen pluk voor pluk naar buiten te trekken. Eerst vond ik het mooi: hup Job, trek die bastaard maar leeg. Konijn was immers een infiltrant, een corona-overloper die onze trouwe knuffelhond Duke van zijn troon had gestoten. Nadat Konijn jarenlang als decorstuk op Jobs kamer had liggen slapen, was hij op een ochtend bij mijn zoon in bed gehupt en had zich opgedrongen als beste vriend. Job stonk erin en sleepte Konijn aan zijn oren overal mee naar toe. Het was Konijn voor en Konijn na. Waar had dit beest zijn liefde aan verdiend?

Duke had zich de afgelopen jaren ruimschoots bewezen. Die stond Job bij in periodes van ziekte, ging mee zwemmen in het zoute water van de Middellandse Zee, liet zich duizelig draaien in de wasmachine en had kale plekken van het knuffelen. Duke was de onafscheidelijke kameraad, de hoop in bange dagen – ja, ook voor mij.
Ik zag de treurige hondenogen nu overal. Duke keek Job na vanaf de verwarming, lag jankend op de bank. Rob en ik probeerden hem overal bij te betrekken. “Duke wil ook mee fietsen, Job.” Maar ons kind en zijn Konijn hadden hun gezicht al afgewend. Het gat in zijn kop zou nooit het einde betekenen van Konijn, begreep ik. Job zou hem alleen maar meer koesteren nu hij eindeloos de vulling uit zijn vacht kon peuteren.
Ik heb de grootste naald gekozen. Ik steek en ik steek.

 

1434 x gelezen
Er zijn geen reacties op dit bericht.
Array

Laat een reactie achter

Alle velden zijn verplicht; het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.