Schrijfkamer
Ik had al een beetje geoefend. Bureau in de dakkapel gezet, stoel naar boven gesjouwd, computer aangesloten. Op Jobs slaapkamer maakte ik Het boek van Job, mijn ode aan mijn zoon. Het was ook een test: kon ik werken in de ruimte waar hij zo lang sliep, droomde en naar de geluiden van ons huis lag te luisteren?
Het ging goed, ik voelde me geen indringer. Misschien scheelde het dat zijn bed er al lang niet meer stond. Dat was samen met de rolstoel, de fiets, de eetstoel en de toiletstoel direct na zijn dood opgehaald. Rob had gebeld en binnen drie dagen was alles weg. Best opmerkelijk, want om de hulpmiddelen in huis te krijgen, moesten we vaak maanden wachten. Maar goed, het schiep wel ruimte en voorkwam dat we al te sentimenteel gingen doen over stoelen waar hij op had gezeten.
Door Jobs ogen
Zijn slaapkamer bestond uit weinig meer dan dat grote hoog-laagbed dus toen het weg was, gaapte een leeg hok ons aan. Ik zette er een oud bankje neer zodat de ruimte niet zo hol klonk.
Tijdens het schrijven van Het boek van Job ging ik er soms op liggen om de wereld door zijn ogen te zien. Dan dwaalde mijn blik af naar de kastdeurtjes en bedacht ik dat ze best een andere kleur mochten krijgen. Dit was geen kinderkamer meer – het kind ontbrak – dus waarom niet mosgroen in plaats van felblauw?
Nieuw leven
De hele zomervakantie was ik in de weer met schuurpapier en kwasten. De verf liet zich prima verdunnen met tranen. Zwarte koffie en harde muziek waren trouwe bondgenoten. Mijn schoonzus hielp met het behang, een groter bureau gaat mijn vader nog maken. Elke avond zit ik nu even in de schrijfkamer om te aarden. Als ik binnenkom, kijkt een pelikaan me nieuwsgierig aan vanaf het behang. Zijn ogen zitten precies op Job-hoogte, daar waar zijn bed stond. Ik heb het niet bewust zo gedaan, maar het voelt als nieuw leven.