Too much
‘In mijn eentje zou ik hier niet blijven wonen’, appte Rob me deze week. ‘Het is too much.’ Al ruim drie weken zit hij alleen in ons huis. Beter gezegd: in het aangepaste huis dat we ooit voor Job kochten en waar we met z’n drieën gingen wonen. Ik verblijf een maandje ergens anders om aan een nieuw boek te werken.
Ik kom wel af en toe thuis eten of schone kleren halen, en dan merk ik het ook. Hier woont Job, tussen deze muren ademt hij nog gewoon, ook al is hij dood. In zijn afwezigheid is hij sterk aanwezig. Je kan zijn zachte wangen bijna aanraken en hoort hem vragen om aandacht.
Op de plek waar ik momenteel zit, in het hart van de stad met uitzicht op de rivier, is Job nooit geweest. Had ook niet gekund, want er zijn heel veel steile trappen. Ontoegankelijk terrein voor rolstoelen. De andere omgeving helpt me te focussen op het verhaal waar ik aan werk. Even afstand te nemen tot mijn eigen geschiedenis. En eerlijk gezegd vind ik het lekker dat Job een tijdje niet in de buurt is, alsof ik hem uit logeren heb gestuurd. Maar het is natuurlijk gewoon zijn vader die thuis op hem past.
Het is gek hoe dat werkt, zelfs na meer dan twee jaar. Het kind zit nog altijd in onze systemen, net als vroeger is er kennelijk altijd eentje die voor hem zorgt. En als je dat te lang alleen doet, wordt het zwaar. Vanaf volgende week zetten we Job weer tussen ons in op de bank, zodat we het gemis samen kunnen delen. Grapjes over en weer, bakje chips erbij. Ja, dan is het te doen.
Afbeelding: Jeff Siepman, Unsplash
Ik vermoedde al zo iets. Ik las nergens dat Job echt weg is. Ik denk dat Job het leven behalve leuker ook eenvoudiger maakte en daar kun je kennelijk gewoon mee doorgaan als je dood bent. Maar zijn zachte wangen net niet kunnen aanraken blijft natuurlijk ook een onvoorstelbaar gemis.