Koud
In de categorie ‘dingen die niet wennen’ valt de koude huiskamervloer. Vroeger trok ik mijn schoenen uit zodra ik thuiskwam, nu kijk ik wel uit. Ik hoor mijn eigen hakken klakken op het laminaat. Irritant, want de leegte echoot al zo hard.
De tafel waar ik aan ga zitten voelt bevroren. Net als de krant die er sinds vanmorgen onaangeroerd ligt, de lichtschakelaar waar ik op de tast naar zoek en de draaiknop van de thermostaat. IJzig, alles.
In een vorig leven gleden we op sokken door het huis. De verwarming stond de hele dag aan, want hier waren mensen. Er woonde een kind dat warm moest blijven, trouwe oppasmeiden kropen in de winter bij hem onder een dekentje. Als ik uit mijn werk kwam, vertelden zij over hun dag. Hoe Job het op school had gehad, waar ze zelf mee bezig waren. Ze fluisterden hem in dat hij moest vragen hoe het met mama was, dan lachte hij verlegen.
Al onze verhalen kwamen samen op het laminaat dat in strakke banen in de woonkamer lag. Onder tafel stonden haar afgetrapte Nike’s of Dr. Martens met gele stiksels rond de zolen. Ik gooide mijn laarzen erbij en liep naar de waterkoker die nog heet was. Jij nog thee? Ja lekker, zei zo’n oppas dan. Soms bleef ze eten, er was toch genoeg. Ze klauterde over de bank, gaf onze zoon een zoen, trok de gordijnen maar vast dicht en schoof haar stoel aan.
Nu ga ik in de stille huiskamer met mijn rug tegen de radiator zitten. Er komt een appje binnen. Zij is het en ze stuurt een foto vanaf de begraafplaats waar de zon net prachtig is ondergegaan. ‘Ik had Job even nodig’, schrijft ze. Ik sluit mijn ogen en zie haar lopen. Veel te volwassen, diep weggedoken in haar sjaal, over de aarde die nog kouder is dan onze vloer.
Pff, die komt binnen. Zij verwoordt al mijn angsten.