Leeftijdsloos
Het is 30 graden en ik heb handschoenen aan. Dikke zwarte wanten. Ik had niet gedacht dat ze me zouden passen, ze waren van Job. Ze lagen in zijn kledingkast die ik deze zomer uitruim om te bepalen wat we willen bewaren en wat niet.
Soms moet ik even gaan zitten, zoals nu. Ik steek mijn handen voor me uit en kijk ernaar. Job was bijna net zo groot als ik, maar dat klopt niet met mijn herinnering. Als ik aan hem denk, zie ik geen jongen van zeventien voor me. Eerder een knaapje van een jaar of acht. Ik kan hem zo optillen. Hij heeft nog niet de baard in de keel, laat staan stoppels op zijn kin.
Rob heeft hetzelfde. Onze hersenen hebben Job een soort gemiddelde leeftijd gegeven. Of beter gezegd: in onze hoofden is onze zoon leeftijdsloos geworden. Het zal ermee te maken hebben dat hij nooit echt volwassener werd.
In dezelfde fase blijven
Als baby lag hij bij ons op de bank en als tiener nog steeds. We voerden hem al die tijd Brinta met dezelfde lepel en wasten zijn haren onveranderd met Zwitsal. We verschoonden jaar in jaar uit zijn luiers, alleen kreeg Job soms een grotere maat. De ingesleten handelingen die wij zo lang verrichtten, waren niet gebonden aan een specifieke levensfase van ons kind. Job bleef dezelfde grapjes leuk vinden en we zongen ons standaardrepertoire liedjes. Onze rol als ouders hoefden we nooit te herzien.
Bijna alle dagen dat Job bij ons was, keken we SpongeBob op tv. SpongeBob werd in de loop der jaren ook niet ouder, hij zag er in 2004 exact hetzelfde uit als in 2021 – hij droeg zelfs dezelfde broek en sokken. Job is nu zelf een animatiefiguurtje geworden waar de tijd geen vat op kreeg. We kunnen hem alleen nog zien als we een filmpje opzetten.